Van Gewei tot Ivoor: De evolutie van kammen in middeleeuws Brugge

Van Gewei tot Ivoor: De evolutie van kammen in middeleeuws Brugge

Blogpost van Phaedra Vanlaere

Kammen behoren tot die alledaagse objecten die we vandaag als vanzelfsprekend beschouwen. Maar deze kleine voorwerpen vertellen een fascinerend verhaal over ambachtelijke productie, handel en sociale verandering doorheen de tijd.

Masterstudente Phaedra Vanlaere voerde afgelopen jaar een materiaalstudie uit naar kammen gemaakt in organische materialen, in het kader van haar Masterthesis Archeologie aan de UGent. Hoewel vondsten in organisch materiaal wel vaker worden opgegraven op archeologische sites, blijven ze vaak onderbelicht in de Vlaamse archeologie omdat ze doorgaans niet goed bewaard zijn gebleven in de ondergrond. Toch kunnen deze artefacten ons rijke informatie bieden over het dagelijks leven in de middeleeuwen. Bovendien was er nog nooit een syntheseonderzoek uitgevoerd voor kammen als objecttype in de regio van Brugge.

Figuur 1: Miniatuur van een kammenmaker aan het werk. Duitsland, 1562

Voor de studie werd een selectie gemaakt van 51 kammen afkomstig uit Brugge en het ommeland, die dateren tussen de 5e en de 18e eeuw. De keuze van een grotere regio en lange tijdsperiode was bewust; het garandeert niet alleen een voldoende grote en representatieve dataset, maar biedt ook de mogelijkheid om verschillende periodes en locaties met elkaar te kunnen vergelijken. Zo kunnen evoluties doorheen de tijd in kaart gebracht worden.

De meerderheid van de kammen bevindt zich vandaag in het erkend Onroerenderfgoeddepot Brugge en Ommeland van Raakvlak. Daar werden ze bestudeerd door uitgebreide macroscopische analyse van uiterlijk kenmerken uit te voeren. Verder werd een literatuurstudie uitgevoerd van reeds bestaande onderzoeken uit Noordwest-Europa, en werd de middeleeuwse iconografie bekeken. Vervolgens konden de resultaten met elkaar vergeleken worden.

Het doel hiervan was inzicht te verwerven in mogelijke typologie van de kammen. Typologie wil zeggen dat een archeologisch ensemble wordt ingedeeld in een reeks types. Elk type wordt geïdentificeerd op basis van gemeenschappelijke morfologische kenmerken. Regio’s met veel contacten wisselen ambachtelijke kennis en objecten uit met elkaar, waardoor bepaalde types doorheen een uitgebreid gebied kunnen voorkomen. Door typologieën van Noordwest-Europa te vergelijken met Brugge, kan inzicht verkregen worden in ambachtelijke productietechnieken, handelsnetwerken en het dagelijks leven. Bovendien komen verschillende types in verschillende tijdsperiodes voor, waardoor ze een goede indicatie kunnen zijn van chronologie. Daarnaast werd er ook gekeken naar de aanwezige grondstoffen en geografische distributie.

Algemene resultaten

De kammen uit de studie kunnen worden ingedeeld in vier grote categorieën op basis van hun vormgeving en dus hun productiemethode: enkelvoudige kammen (gemaakt uit 1 stuk grondstof) versus samengestelde kammen (gemaakt uit verschillende aan elkaar vastgemaakte stukjes), en enkelzijdig (1 rij tanden) versus dubbelzijdig. Typologisch onderzoek naar kammen uit Nederland, Engeland en Frankrijk, gebruiken allen deze indeling als gezamenlijke basis waarbinnen verdere opdelingen gemaakt kunnen worden

De grote overeenkomsten van de Brugse collectie met die van deze regio’s zijn geen toeval. In de middeleeuwen onderhield Brugge intensieve culturele en economische uitwisseling met deze gebieden, en dat weerspiegelt zich in de materiële cultuur.

Verder zijn er ook duidelijke evoluties doorheen de tijd zichtbaar: samengestelde kammen maken geleidelijk plaats voor enkelvoudige exemplaren, rijke decoratie verdwijnt ten gunste van eenvoudige of afwezige versiering, afgeronde vormen worden vervangen door hoekige designs, enzovoort.

Figuur 2: Phaedra tijdens haar onderzoek bij Raakvlak

Vroege en hoge middeleeuwen

In de vroegste periode domineren samengestelde kammen het archeologisch ensemble. Deze kammen, vervaardigd uit meerdere met nagels aan elkaar bevestigde platen, waren aanvankelijk dubbelzijdig maar evolueerden vanaf ca. de 8e eeuw naar enkelzijdige exemplaren.

Kammenmakers gebruikten in deze periode lokaal beschikbare materialen: gewei en dierlijk bot. Gewei is uitermate geschikt voor de productie van kammen dankzij zijn natuurlijke flexibiliteit, een eigenschap die het object duurzamer en gebruiksvriendelijker maakte. De grote variatie in vorm, afmetingen en decoratie van de kammen wijst op kleinschalige ambachtelijke productie. Hierbij speelden lokale vaklieden in op regionale voorkeuren en smaak, en werkten ze waarschijnlijk op bestelling.

De geografische distributie van de vondsten uit deze periode toont een verspreide bewoning doorheen het Brugse ommeland, zonder Brugge als dominant stedelijk centrum. Opvallend is de hoge concentratie in Uitkerke (Blankenberge). Dit is mogelijk te verklaren door de nabijheid van de Blankenbergse Geul, een belangrijke vaarroute die handel met andere kustgebieden rond de Noordzee faciliteerde.

Opvallend is dat er geen kammen in de collectie met zekerheid tot de hoge middeleeuwen kunnen gedateerd worden. Ofwel zijn er geen exemplaren bewaard gebleven of gevonden, ofwel bestaat er verwarring met vroegmiddeleeuwse kammen door de lange doorleving van bepaalde types in deze periode.

Figuur 3: Samengestelde, dubbelzijdige kam opgegraven in Zerkegem, Jabbeke

Figuur 4: Samengestelde, enkelvoudige kam opgegraven in Uitkerke, Blankenberge

Late middeleeuwen

De late middeleeuwen markeren een ingrijpende verschuiving in de kammenproductie. Enkelvoudige kammen, voornamelijk dubbelzijdig, domineren nu. Binnen deze categorie zijn nog verdere evoluties zichtbaar: bijvoorbeeld van afgeronde hoekjes en zijkanten naar rechthoekige vormen met smalle zijkanten, en van grotere naar steeds kleinere exemplaren. Het dubbelzijdige karakter had een praktische functie: één zijde diende als haarkam met grovere tanden, de andere als luizenkam met fijnere tanden. De decoratie verdwijnt grotendeels, met hier en daar nog slechts beperkte lineaire versieringen.

Het aantal gevonden kammen neemt aanzienlijk toe, een weerspiegeling van toegenomen productie en consumptie. Ook de materiaalkeuze verandert drastisch: hout (voornamelijk buxushout omwille van de fijne nerf) en ivoor vervangen gewei volledig. Beide materialen moesten worden geïmporteerd, respectievelijk uit Frankrijk en uit West-Afrika. Het verdwijnen van gewei roept vragen op. Was dit het gevolg van overbejaging? Of heeft het te maken met het feit dat hertenjacht nu exclusief  voor de adel wordt, waardoor ambachtslieden toegang tot de grondstof verloren?

Geografisch verschuift het zwaartepunt nu duidelijk naar Brugge zelf, met een enkel exemplaar gevonden in Damme, de belangrijke voorhaven van de stad. Deze verschuiving reflecteert een fundamentele transformatie: van kleinschalige ambachtelijke productie naar grootschalige, gestandaardiseerde productie van simpelere types die sneller te produceren waren en dus een hogere output mogelijk maakten.

Deze ontwikkeling past perfect in de context van stedelijke groei en de bloei van ambachten in het laatmiddeleeuwse Brugge. De toenemende consumptie en intensieve handel creëerden een grotere afzetmarkt, waarop de kammenmakers slim inspeelden met efficiëntere productietechnieken.

Figuur 5: Enkelvoudige, dubbelzijdige kam in hout opgegraven op de Garenmarkt

Figuur 6: Enkelvoudige, dubbelzijdige kam in ivoor opgegraven op de Garenmarkt

Postmiddeleeuwen en nieuwe tijd

De postmiddeleeuwen en nieuwe tijd tonen grote continuïteit met de late middeleeuwen, maar met enkele opvallende accenten. Uitsluitend enkelvoudige kammen worden nu nog geproduceerd, in nog grotere aantallen dan voorheen. Buxus en ivoor blijven de materialen bij uitstek.

Bijzonder opvallend is de grote hoeveelheid ivoren kammen, ivoor is zelfs het best vertegenwoordigde materiaal in de hele dataset. Dit zou kunnen samenhangen met de strategische ligging van Brugge tussen twee belangrijke middeleeuwse ivoorcentra: Amsterdam (Nederland) en Dieppe (Noord-Frankrijk). Deze steden importeerden massaal ivoor uit West-Afrika, wat een constante aanvoer van het luxemateriaal garandeerde.

In deze periode zien we een duidelijke voorkeur voor kleine objecten: sommige kammetjes meten amper 3 centimeter hoog! Er treedt ook een specialisatie in functie op. De zeer kleine kammetjes dienden mogelijk als baard- of snorkammen, en kammen met twee rijen fijne tanden zijn specifiek voor het bestrijden van luizen. Deze functionele differentiatie toont hoe productie inspeelde op specifieke behoeften.

Verder is simpele maar functionele esthetiek de norm. Ivoor, traditioneel een luxemateriaal, wordt verwerkt in eenvoudige vormen met minimale decoratie. Door de massale import van ivoor werden dergelijke kleine luxeproducten ook beschikbaar voor de opkomende middenklasse, en dus niet langer exclusief voorbehouden voor de elite.

Geografisch blijft de stad Brugge het absolute zwaartepunt van vondsten, een positie die de stedelijke productie- en consumptiecentra definitief consolideert.

Figuur 7: Kleine ivoren kam opgegraven aan de Spiegelrei (Brugge). Mogelijk een snor- of baardkammetje

Figuur 8: Ivoren luizenkam met twee rijen fijne tanden

Kleine objecten, grote verhalen

Deze studie van kammen uit Brugge en omgeving demonstreert hoe alledaagse objecten rijke informatie verschaffen over grote maatschappelijke transformaties. Van lokale ambachtelijke productie met gewei in de vroege middeleeuwen tot gestandaardiseerde massaproductie met geïmporteerd ivoor in de nieuwe tijd, de evolutie van kammen weerspiegelt stedelijke groei, veranderende handelsnetwerken, technologische innovatie en sociale mobiliteit. De ontwikkeling van Brugge van een regionaal centrum naar een internationale handelsmetropool laat zich letterlijk aflezen aan deze kleine, maar veelzeggende artefacten.

Figuur 9: Complete ivoren kam met simpele, lineaire versiering opgegraven aan de Verversdijk (Brugge). Deze kam is te bewonderen in het Gruuthuusemuseum